Het maken van een van de volgende overtredingen (VI.10.2 tot VI.10.11) is een strafworpfout en wordt bestraft met het toekennen van een strafworp aan de tegenpartij. De scheidsrechter kan het fluiten uitstellen en wachten om te zien of de aanvaller in dezelfde actie een doelpunt scoort. Als de speler niet scoort, moet de scheidsrechter de strafworpfout bestraffen. De scheidsrechter mag een arm opsteken om een mogelijke straf aan te geven.