De scheidsrechters hebben de bevoegdheid:
(i) om een gewone fout, uitsluitingsfout of strafworpfout al dan niet toe te kennen, waarbij zij rekening houden met acties van en voordeel voor het team dat aanvalt. Een scheidsrechter mag een fout toekennen of afzien van het toekennen van een fout, als het toekennen van de fout een voordeel zou zijn voor het team van de speler die de overtreding maakt;
(ii) om elke speler, wisselspeler, toeschouwer of official van wie het gedrag de scheidsrechters verhindert hun taken op een behoorlijke en onpartijdige manier uit te voeren, te gebieden het zwembad of de locatie te verlaten;
(iii) om het spel op elk moment te staken als het gedrag van de spelers of toeschouwers, of andere omstandigheden verhinderen dat de wedstrijd tot een goed einde kan worden gebracht.